De geluidsnorm voor windturbines is in Nederland minstens tweemaal zo soepel is als elders in Europa. Dit blijkt uit een publikatie van Nieuwenhuizen en Köhl die onderzochten hoe dicht windturbines bij woningen mogen komen volgens de verschillende nationale geluidsregels.

Overal ter wereld wordt het geluid van windturbines rechtstreeks bij de woningen van omwonenden gemeten om te controleren of ze aan de norm voldoen. In Nederland kan dat niet meer, want alleen bij ons geldt een jaargemiddelde waarde als norm (47 dB Lden / 41 dB Lnight). Hierdoor valt in principe iedere belasting binnen de norm, want periodes met teveel lawaai worden gecompenseerd met periodes waarin de turbines weinig of geen lawaai maken. Uit metingen blijkt dat de norm in de praktijk zeer hoge belastingen toelaat (Notitie Geluidsregels, § 4b).
Hoe pakt onze norm nu uit vergeleken met andere Europese normen? Het ministerie van I&M en de windturbinesector beweren stelselmatig dat ze inhoudelijk weinig van elkaar verschillen. Het Rijk volgt hierin de adviesbureaus.
Maar is dat ook zo? De vraag is in opdracht van het Rijk onderzocht door adviesbureaus Bosch & Van Rijn en LBP|SIGHT (voorheen Lichtveld Buis & Partners). In hun rapporten vergelijken ze de hoogte van de Nederlandse norm, zonder enige vorm van correctie, met de buitenlandse getallen. Maar vanwege de gemiddelde eenheid die Nederland hanteert mag je niet zomaar domweg de hoogte van de normen naast elkaar leggen. De conclusie van de bureaus laat zicht raden: “De Nederlandse normen voor geluid zijn vergelijkbaar met die in de meeste buurlanden. In (delen) van Duitsland en Frankrijk zijn de normen iets strenger.” En dit is dus ook de mening van het Rijk. Deze mening verbaast ons. Want zelfs als je de (op zich onvergelijkbare) getallen gewoon naast elkaar legt doet Nederland het slechter dan Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Vlaanderen, Zweden en tal van andere niet-Europese landen (Arcadis, pag. 9).
Een recente studie van Edwin Nieuwenhuizen en Michael Köhl (International EuroNoise 2015 Conference, Maastricht, 31 mei – 3 juni) maakt aan iedere twijfel een eind; Nederland heeft de soepelste geluidsnorm van Europa. Nieuwenhuizen en Köhl berekenden hoever een bepaalde voorbeeldturbine van woningen verwijderd moet blijven volgens de normen die in Denemarken, Duitsland, Vlaanderen, Wallonië en in Nederland gelden. De resultaten laten zien dat een park van vijf van deze voorbeeldturbines in Nederland op 400 meter van de huizen mag komen te staan; in Wallonië is dat 800 meter, in Vlaanderen 875 meter, in Duitsland ruim 900 meter, en in Denemarken 1050 meter.
Buiten Nederland zijn de normen onderling goed te vergelijken omdat men daar geen gemiddelde eenheid Lden gebruikt maar een gewoon rechtstreeks meetbare eenheid. In Zweden, Groot-Brittannië, Zwitserland en Tsjechië hanteert men ongeveer dezelfde of lagere normen als in de landen van het artikel van Nieuwenhuizen en Köhl. Voor alle genoemde landen geldt dus dat windturbines minstens tweemaal zover van woningen verwijderd moeten blijven als in Nederland.
De Tweede Kamer heeft de geluidsregels vier jaar geleden geaccepteerd onder de uitdrukkelijke verzekering van de ministers van VROM dat ze inhoudelijk geen verandering veroorzaken. Bewezen is dat ze een forse verruiming betekenen (Notitie Geluidsregels, § 4).
Volgens het ministerie komt de Nederlandse norm nagenoeg overeen met de buitenlandse normen. Nieuwenhuizen en Köhl tonen aan dat onze norm minstens tweemaal zo soepel is als elders in Europa.
Wanneer maakt de Tweede Kamer een eind aan deze misleiding door het Rijk en de windturbinesector?
Fred Jansen, 17 juni 2015.