De weerstand tegen windmolens op land is voor een groot deel te danken aan de ondeugdelijke geluidsregels. Door oneerlijke voorlichting van overheid en adviesbureaus is het vertrouwen van de omwonenden tot een nulpunt gedaald.

Er heerst veel wantrouwen bij omwonenden, wat het Rijk en de adviesbureaus vooral toeschrijven aan onbekendheid met de geluidsregels. Als we als windenergiesector maar aantonen dat we ons netjes aan de nieuwe strenge wetgeving houden, zal dat hun houding wel ten gunste doen veranderen. Aldus ing. Hans Geleijns van het veelgevraagde adviesbureau LBP│SIGHT.
Het probleem ligt echter niet zozeer bij de initiatiefnemers van windmolenparken, hun plannen zullen gewoon aan de regels moeten voldoen. Doorgaans is dat ook wel het geval, zij het soms op het randje, want anders gaat een project gewoon niet door. Nee, het wantrouwen wordt veroorzaakt door de regels zelf en de voorlichting daarover van het ministerie van I&M en de adviesbureaus. Die voorlichting is namelijk onvolledig, vertelt de helft van de waarheid, en is daarmee zelfs vaak in strijd. Hieronder volgen enkele voorbeelden.
   1. De “strenge norm” die Nederland hanteert is niet streng, maar is de soepelste van west Europa.
   2. De jaargemiddelde Nederlandse norm die extra bescherming voor de nacht zou bieden (voor ingewijden 41 dB Lnight) is niet “nòg strenger” dan de op ingewikkelde manier berekende jaargemiddelde etmaalnorm (47 dB Lden) maar zelfs iets ruimer. Tot voor kort viel dit ook te lezen op de website van het ministerie van I&M, maar de betreffende tekst is verwijderd.
   3. Voor alle vormen van industriële activiteit wordt de toegestane geluidsbelasting bepaald door het geluidsniveau van de omgeving. Alleen voor windmolens is men daar in 2011 vanaf gestapt, en gelden nu overal normen die alleen geschikt zijn voor een industriële omgeving. In de veel stillere landelijke gebieden waar de meeste windmolens terecht komen, zorgen ze zo voor ernstige overlast. Anders dan Geleijns beweert is daar het windmolengeluid dan ook uitstekend meetbaar. Het kost weliswaar enige moeite, maar dat moet de ondernemer maar voor lief nemen. Aan een molen van 3 MW die tegenwoordig gebruikelijk is houdt hij tenslotte jaarlijks zo’n 100 duizend euro over.
   4. De nieuwe nacht- en etmaalnorm zijn jaargemiddelden die beide neerkomen op een gemiddelde belasting van ongeveer 41 dB. Het blijkt dat windmolens bij deze waardes bijna onafgebroken meer lawaai maken dan volgens de oude norm voor landelijk gebied was toegestaan. Zelfs de oude “industriële” norm wordt de helft van de tijd niet gehaald. Dit lawaai, vijf tot acht keer zo sterk als het geluid van de omgeving, valt uitstekend te meten. Omwonenden weten dat heel goed.
   5. Windturbines produceren geluidstoten, waardoor windturbinegeluid aanzienlijk hinderlijker is dan bijvoorbeeld verkeerslawaai van dezelfde sterkte. Wetenschappelijk onderzoek van o.a. TNO en RIVM toont aan dat volgens de thans in ons land geldende normen windturbines driemaal zoveel ernstige hinder binnenshuis mogen veroorzaken als snelwegen en vliegverkeer. Bij zoveel hinder krijgt een snelweg geluidschermen, maar voor windmolens zit dat er natuurlijk niet in.
De burger heeft recht op betrouwbare en volledige informatie. Zolang Rijk en windlobby blijven jokken, zullen de burgers hen niet vertrouwen en zal de weerstand tegen windmolens op land blijven toenemen.
Fred Jansen, 8 september 2014.
Voor meer informatie zie de Notitie: Geluidsregels voor windmolens bieden onvoldoende bescherming.
Zie ook J.H.F Jansen – Windmolens. Het Financieele Dagblad, 28 augustus 2014.