Op verzoek van de Tweede Kamer heeft minister Kamp van EZ gereageerd op de brief van 11 wetenschappers over de kosten van windenergie. Onze bezwaren in de brief omvatten twee hoofdpunten. Voor wind-op-land gaat de minister van een onrealistisch hoge stroomopbrengst uit, en voor wind-op-zee rekent hij met veel te lage kosten. In zijn reacties komt de minister niet veel verder dan zijn vertrouwen uit te spreken in de expertise van het PBL, EIB en ECN, en gaat hij nauwelijks op de feiten in.

Wind-op-land. Volgens het ECN,dat de basisgegevens levert voor de reactie die de minister in een brief naar de Tweede Kamer stuurde, zijn er verschillende windmolens op de markt die een gemiddelde opbrengst (capaciteitsfactor) van 40% halen. Volgens de claims van fabrikanten en initiatiefnemers komen de vijf types die het ECN als voorbeeld noemt echter niet hoger dan ca. 30% (zie onderaan). Wij wezen hierop in een brief aan de Tweede Kamer. Zonder daar nader op in te gaan schrijft de minister de Tweede Kamer in een vervolgbrief weten dat het volgens het ECN zo hard waait in de aangewezen gebieden, dat vele moderne turbines een CF van 40% halen. De minister gelooft dus zelfs in een gunstiger opbrengst dan de reclamefolders beloven.

Wind op zee. Aanvankelijk zouden de 4300 MW op zee uit het Energieakkoord 3,7 miljard euro gaan kosten. Na onze brief gevolgd door Kamervragen stelde minister Kamp dit bedrag bij tot 18 miljard euro. Het is echter zeer onwaarschijnlijk dat de molens op zee 40% goedkoper zullen zijn. De praktijk leert anders, ze worden al jaren alleen maar duurder (zie ook onderaan). Zouden de prijzen op het huidige niveau blijven, geen pessimistische veronderstelling, dan wordt die 18 miljard euro (100/60 x 18 miljard =) 30 miljard euro. De minister blijft aan die 40% vasthouden. Initiatiefnemers worden verplicht om ze hiervoor plaatsen anders gaat de zaak niet door. Maar wat gebeurt er als een park halverwege de aanleg toch duurder uitpakt? Zegt de minister dan breek de zaak maar af?

Kosten. Op land houden de kosten en opbrengsten elkaar volgens ECN en CPB in evenwicht. Maar bij een realistische capaciteitsfactor van 25-30% zullen de elektriciteitsopbrengsten enkele miljarden euro’s lager worden, en de kosten voor de burgen navenant hoger. Aan wind-op-land zijn nog meer kosten verbonden, zoals de waardedaling van woningen bij windmolens. Een voorzichtige/terug-behoudende schatting  dan zullen de 3600 MW op land naar schatting 2 miljard euro aan waardedaling veroorzaken.

Voor de parken op zee is de prijs van het windpark Gemini boven Schiermonnikoog, 4,5 miljard euro, niet in de sommen opgenomen. We moeten er dus vanuit gaan dat de molens op zee minstens 35 miljard euro zullen gaan kosten.

Afweging. De windenergieplannen van het energieakkoord kosten de burger meer dan 35 miljard euro – of 22,5 miljard euro volgens minister Kamp. Dit allemaal voor 2000 goedbedoelde windmolens die op zijn best een druppel op een gloeiende plaat betekenen, en weinig of niets aan brandstofbesparing opleveren. Wanneer gaat het gezonde verstand zegevieren?

Fred Jansen, 27 januari 2014.

 

Noot 1. Het blijkt niet eenvoudig om informatie over de prestaties van deze types te verkrijgen. Sommige fabrikanten en importeurs weigeren die te verstrekken. In die gevallen hebben we de gegevens kunnen afleiden uit de opbrengst die leveranciers en initiatiefnemers beloven als ze plannen voor nieuwe turbineparken presenteren. Een van de vijf door het ECN genoemde types, de Nordex N117, wordt nog niet geleverd. In dit geval is het wel erg speculatief om op grote schaal op zo’n hoge capaciteitsfactor van 40% te vertrouwen.

Noot 2. Verloop van de investering per MW capaciteit voor windturbines op zee in de periode 2000 – 2014. Bron: F.Udo, okt. 2013.