De kosten van windenergie worden door het Rijk ernstig onderschat. De berekeningen van de kosten in het SER Energieakkoord en in de Structuurvisie 6000 MW windenergie op land berusten in belangrijke mate op gegevens aangeleverd door het ECN. Dit instituut geeft gekleurde informatie over de energieopbrengst en kosten van windenergie. Elf wetenschappers schrijven dit aan Minister Kamp (EZ).

Het Rijk streeft met kracht naar 6000 MW op land en 4500 MW op zee. Hoewel geen enkele poging is ondernomen om deze getallen te onderbouwen, neemt het SER Energieakkoord deze doelstelling automatisch over, zonder dat daar een integrale kosten-batenanalyse aan ten grondslag ligt.
Wel heeft het kabinet opdracht gegeven de economische kosten in kaart te brengen. Op verzoek van het ministerie van BZK en de SER heeft het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) de doorwerking van de maatregelen in het Energieakkoord geanalyseerd. Voor wind-op-land is dit voor de ministers van EZ en I&M door het CPB gedaan. Beide onderzoeken zijn uitgevoerd in samenwerking met het ECN.
Wij constateren dat het rapport van het EIB een veel te gunstig beeld geeft van de economische gevolgen van windenergie, evenals de notitie van het CPB. Het EIB rekent op grond van getallen van het ECN met een gekapitaliseerde investering voor wind-op-zee van 3,7 miljard euro. Het blijkt echter dat dit bedrag slechts de investeringen in 2019 en 2020 omvat, zonder die voor het thans te bouwen park Gemini en zonder de aanzienlijke investeringen in de periode 2021 tot 2023. Bovendien rekent het EIB met een kostendaling van 25% die nergens wordt onderbouwd. Dit percentage is niet realistisch, want tot dusver vindt er geen daling plaats, maar treedt iedere 5 jaar een kostenverhoging van 40% op. Zelfs bij gelijkblijvende prijzen zullen de investeringen gedurende de looptijd van het Energieakkoord vijf keer zo hoog zijn, niet 3,7 maar 19 miljard euro.
De CPB notitie voor wind-op-land is gebaseerd op een onrealistisch hoge stroomopbrengst van de nog te bouwen molens. Die zullen namelijk een rendement van 40% van hun nominale vermogen moeten halen om de verwachte opbrengst te leveren, wat een onmogelijke opgave is. Als we een realistisch rendement van 25% (bijv. de veenkoloniën) tot 30% (misschien haalt de Noordoostpolder dit wel) hanteren, dan is de opbrengst van de nog te bouwen molens uit de CPB notitie 30 tot 60% te hoog voorgesteld. Dit houdt in dat de baten 20 tot 25% naar beneden moeten worden bijgesteld.
Hiermee zijn onder beide onderzoeken de fundamenten weggeslagen. Het ECN draagt daarvoor een grote verantwoordelijkheid, want het is het ECN dat de belangrijkste gegevens aandraagt die tot veel te rooskleurige conclusies leiden. In een tijd waarin Den Haag de grootste problemen heeft om een extra bezuiniging van zes miljard euro te realiseren, dreigt een veelvoud van dit bedrag zonder deugdelijke onderbouwing aan windenergie te worden uitgegeven.
J.H.F. Jansen en F. Udo, 5 oktober 2013.
Zie ook het artikel in de Telegraaf van 5 oktober: Windplan is luchtkasteel,
en het artikel,op de website van de Volkskrant: Windmolens kosten miljarden meer.